De vraag naar het bestaan

Datum: 16-08-2021

Immanuel Kant meende dat alleen van stoffelijke voorwerpen met zekerheid kan worden gezegd dat ze bestaan. Hij had dus weinig op met Descartes' conclusie. Volgens Kant kan er alleen sprake zijn van betrouwbare kennisontwikkeling over objecten als deze kennis in verband gebracht kon worden met wat hij noemde de menselijke Anschauung: zintuiglijke gewaarwordingen en op zintuiglijkheid gebaseerde waarnemingen.

Kants redenering kwam erop neer dat stoffelijke voorwerpen (want dat zijn objecten die de zintuigen kunnen raken) bestaan, maar dat mensen deze objecten, stoffelijke voorwerpen, niet zozeer in hun eigen authenticiteit kunnen kennen (het Ding an sich), maar dat hun kennis altijd is gekleurd door het kennisvermogen. Hij beschouwde kennisontwikkeling, gebaseerd op redeneringen over geestelijke objecten (zoals de vrijheid, de eigen aard van het zielenleven, het IK, de geest van een samenleving) als, wat hij noemde, transcendente Vernunft. De menselijke rede die kennis over geestelijke objecten pretendeert te ontwikkelen, gaat daarmee buiten zijn boekje. Omdat er niets is, althans volgens Kant, op basis waarvan we het bestaan van geestelijke objecten kunnen vaststellen. Daarom kan bijvoorbeeld vrijheid geen object zijn waarover we betrouwbare kennis kunnen ontwikkelen. Kants denkwijze uit 1781 verwijst elke theorie die niet is gebaseerd op waarneembare objecten (aantoonbaarheid!) naar de prullenbak.

Kants denkwijze dat we alleen van stoffelijke voorwerpen kunnen vaststellen dat ze bestaan, is te rigide en is onhoudbaar. Vrijheid is bijvoorbeeld inderdaad zintuiglijk niet vaststelbaar maar er zijn plausibele redeneringen op basis waarvan het bestaan van vrijheid en de eigen aard ervan goed bepaalbaar zijn. Kant erkende overigens wel dat er zoiets bestaat als een keuzevermogen: het vermogen van mensen om hun impulsen wel of niet te volgen op basis van gedachten over wat ze het best bevredigt. Hij zei over dit keuzevermogen dat alle mensen de plicht hebben de vraag te stellen of en hoe de uitvoering van hun keuzes betekenis heeft voor de keuzemogelijkheden van anderen. Als de uitoefening van mijn keuzevrijheid tot gevolg heeft dat de vrijheid van anderen beperkt wordt, moet ik het laten. Kants gedachte impliceert dat mensen permanent actief ethische overwegingen moeten maken, een actueel voorbeeld is de kwestie van wel of niet vaccineren. Het ligt wat mij betreft in de lijn van het denken van Kant om te stellen dat mensen vrij moeten zijn om zich wel of niet te laten vaccineren, maar ze behoren (plicht!) daarbij wel de vraag te stellen wat de gevolgen zijn van hun keuze voor anderen.

Het gaat mij nu echter om de vraag naar hoe bijvoorbeeld het bestaan van de vrijheid kan worden aangetoond. Ik bespreek die vraag aan de hand van een voorbeeld dat duidelijk kan maken dat vrijheid bestaat en wel als mijn vermogen mijzelf op actieve wijze richting te geven. Stel dat ik in augustus 2021 word gebeld door een opdrachtgever met de vraag of ik in december 2021 langs wil komen voor een gesprek over een opdracht in februari-april 2022. Zij zegt erbij dat ze alvast in augustus 2021 belt, omdat ze er zeker van wil zijn dat ik in de betreffende periode beschikbaar ben. Ik zeg haar toe dat ik in december langs zal komen en dat ik tijd zal reserveren voor de periode in 2022. Ik stuur haar ook een mailtje om onze afspraken in de toekomst te bevestigen, een mailtje dat zij ook aan mij bevestigt. Daarmee is niet gezegd dat onze afspraken keihard zijn, maar er is wel een wederzijdse intentie tot samenwerking per mail vastgelegd. Dit alles gebaseerd op de keuze van de opdrachtgever mij te bellen en mijn keuze de telefoon op te nemen.

In december 2021 blijk ik het echter erg druk te hebben. Bovendien heb ik nieuwe vragen gekregen voor interessent werk in februari-april 2022. Als ik mijn impulsen en behoeften zou volgen (keuzevrijheid) ging ik niet meer naar de eerder bellende opdrachtgever toe en ging ik, gezien de veranderende vraag evenmin het toegezegde werk doen in februari tot april. Er is echter geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt de eerder gemaakte afspraken niet na te komen. Mijn vrijheid is namelijk om dat wat ik in augustus 2021 zei te willen en dat ik toezegde uit te zullen voeren, daadwerkelijk uit te gaan voeren, althans als ook de opdrachtgever er nog steeds zo over denkt. Vrijheid is dus niet alledaagse keuzevrijheid, vrijheid is expliciet een keuze te maken, iets wel of niet te willen en om vervolgens hieraan onverkort vast te houden. Dat is de vrijheid die bestaat en die we wellicht ook de grond van onze welvaart kunnen noemen: het vermogen om vast te houden aan wat we willen, om dat daadwerkelijk te gaan doen (wat in complexe contexten buitengewoon ingewikkeld kan blijken). Onze vrijheid is dus niet het vermogen om ons steeds weer door nieuwe impulsen te laten leiden en niet uit te voeren wat we eerst wilden.  

Keer terug naar nieuwsoverzicht
ajax loader