In de NVAO richtlijn
Beoordeling eindwerken tijdens visitaties (18 februari 2015) is de volgende
passage opgenomen: van het
panel wordt niet een inhoudelijke herbeoordeling gevraagd, maar een
beredeneerde inschatting of de opleiding haar eigen uitgangspunten goed
toepast: laat het eindwerk of het geheel aan geleverde werken zien dat de
beoogde eindkwalificaties worden behaald?
De zinsnede lijkt te
wijzen op een verandering in het beleid, namelijk dat de panels niet (meer) op
de stoel van de examinatoren gaan zitten, maar dat zij slechts toetsen hoe een
opleiding haar eigen procedures uitvoert. Dus bijvoorbeeld hoe de examencommissie de
gerealiseerde kwaliteit onderzoekt, wat de scholing is van de examinatoren, hoe beoordelingsprocedures worden uitgevoerd, wat de kwaliteit is van het beoordelingskader enzovoorts.
Wanneer we echter de
gehele richtlijn doornemen, zien we dat de panels wel degelijk een aantal eindwerken moeten (her)beoordelen. Ze doen dat in principe aan de
hand van de eigen beoordelingskaders van de opleidingen. Indien het panel deze
echter inadequaat acht, licht ze dat aan de opleiding toe en beoordeelt ze
volgens aangepaste (eigen?) beoordelingscriteria. Wat deze criteria zijn, hangt
in de lucht maar het zouden goed de onderzoekscriteria van de commissie
Dunnewijk kunnen zijn.
Wat mij betreft blijft de vraag recht overeind waarom de
visitatiepanelleden betere beoordelaren zouden zijn dan de examinatoren van de
opleiding. Evenmin als panelleden onderwijs behoren te verzorgen, behoren ze
eindwerken te (her)beoordelen. Wat ze wel behoren te doen is bijvoorbeeld de
beoordelingscriteria toetsen op hun adequaatheid, niet als onderdeel van
(her)beoordelingen maar als kern.