De angst om fouten te maken

Datum: 02-09-2013

Hegel schrijft in zijn befaamde inleiding van de Phänomenologie des Geistes (1803), dat diese Furcht zu irren schon der Irrtum selbst ist. De passage heeft betrekking op het doel dat Immanuel Kant met zijn Kritik der reinen Vernunft had: namelijk weten wat ware wetenschappelijke kennis is om te weten welke kennis wel en welke niet betrouwbaar was. Kant meende dat hij pas aan het kennen kon slaan als hij wist wat betrouwbare kennis was. Hegel noemt dit de angst van Kant fouten te maken en beschouwt die angst als de fout zelf. 

Hij heeft zijn denkwijze mogelijk van Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre (1796). Goethe laat de leerjaren van Wilhelm zien als een aaneenschakeling van foute keuzes, verkeerde duidingen en verkeerde inschattingen. Hij vertelt echter ook dat Wilhelm er later steeds achter komt dat hij een gebeurtenis te eenzijdig of fout duidde. Hij komt er dus achter dat hij kennelijk de verkeerde besluiten heeft genomen. Het is onvermijdelijk, het is het leven zelf. 

Hegel en Goethe willen ons leren, dat een adequate manier om te leren is, al denkende een situatie inschatten, op die basis besluiten, handelen en nadien die handeling reflecteren. In het vertrouwen dat je er dan later altijd de eenzijdigheid van inziet. 

Keer terug naar nieuwsoverzicht
ajax loader